§ 1
De hoeveelheid nutriënten die met meststoffen per jaar op landbouwgrond mag opgebracht worden, met inbegrip van de uitscheiding door dieren bij begrazing, moet zodanig beperkt worden dat de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen zowel in grond- als in oppervlaktewater kleiner blijft dan 50 mg nitraat per liter en de eutrofiëring van natuurlijke zoetwatermeren, andere zoetwatermassa’s, estuaria, kustwater en zeewater vermeden wordt en verdere verontreiniging van die aard voorkomen wordt.
De hoeveelheid nutriënten die met meststoffen mag opgebracht worden, met inbegrip van de rechtstreekse uitscheiding door dieren bij begrazing, moet rekening houden met de bodemvoorraad en de mineralisatie.
Per jaar mag op de tot het bedrijf behorende percelen landbouwgrond maximaal een hoeveelheid nutriënten opgebracht worden, die overeenkomt met de som van de maximale hoeveelheid nutriënten die op de tot het bedrijf behorende percelen landbouwgrond mag opgebracht worden, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet.
§ 2
De stikstofbemestingsnormen, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest per hectare en per jaar en in kg werkzame N per hectare en per jaar voor teelten op zandgronden of op niet-zandgronden worden vermeld in onderstaande tabel:
Tabel 2. Stikstofbemestingsnormen voor teeltgroepen
Teeltgroep |
Op zandgronden | Op niet-zandgronden | ||
kg N | kg | kg N | kg | |
uit dierlijke | werkzame | uit dierlijke | werkzame | |
mest/ha | N/ha | mest/ha | N/ha | |
niet-intensief grasland dat enkel gemaaid wordt | 170 | 300 | 170 | 310 |
Intensief grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van de graszodenteelt | 170 | 375 | 170 | 385 |
Grasland dat niet enkel gemaaid wordt | 170 | 235 | 170 | 245 |
Wintertarwe of triticale | 100 | 160 | 100 | 175 |
Wintergerst of andere granen | 100 | 110 | 100 | 125 |
Suikerbieten | 170 | 135 | 170 | 150 |
Voederbieten | 170 | 235 | 170 | 260 |
Aardappelen | 170 | 190 | 170 | 210 |
Maïs | 170 | 135 | 170 | 150 |
Groente van groep I | 170 | 225 | 170 | 250 |
Groente van groep II | 170 | 160 | 170 | 180 |
Groente van groep III | 170 | 115 | 170 | 125 |
Sierteelt en boomkweek | 170 | 160 | 170 | 180 |
Aardbeien | 170 | 160 | 170 | 160 |
Spruitkool | 170 | 225 | 170 | 250 |
Teelten met lage stikstofbehoefte | 125 | 115 | 125 | 125 |
Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen | 120 | 70 | 125 | 75 |
Overige teelten met inbegrip van voederkool en bladrammenas | 170 | 130 | 170 | 145 |
In afwijking van het eerste lid kunnen voor de teeltcombinaties, vermeld in de onderstaande tabel, de stikstofbemestingsnormen, uitgedrukt respectievelijk in kg N uit dierlijke mest per hectare en per jaar en in kg werkzame N per hectare en per jaar op zandgronden of op niet-zandgronden, verhoogd worden tot de hoeveelheden vermeld in onderstaande tabel:
Tabel 3. Stikstofbemestingsnormen voor teeltcombinaties
Teeltcombinatie | Op zandgronden | Op niet-zandgronden | ||
kg N | kg | kg N | kg | |
uit dierlijke | werkzame | uit dierlijke | werkzame | |
mest/ha | N/ha | mest/ha | N/ha | |
Wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt | 170 | 180 | 170 | 195 |
Wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt | 170 | 130 | 170 | 145 |
Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge | 170 | 200 | 170 | 230 |
2 teelten groenten van groep I | 170 | 315 | 170 | 350 |
Een groente van groep I en een groente van groep II | 170 | 270 | 170 | 300 |
Een groente van groep I en een groente van groep III | 170 | 250 | 170 | 275 |
2 teelten groenten van groep II | 170 | 250 | 170 | 275 |
Een groente van groep II en een groente van groep III | 170 | 205 | 170 | 225 |
2 teelten groenten van groep III | 170 | 180 | 170 | 200 |
3 teelten groenten waarvan minstens een groente van groep II | 170 | 250 | 170 | 275 |
3 teelten groenten waarvan geen enkele een groente van groep II | 170 | 180 | 170 | 200 |
§ 3.
Landbouwgronden worden ingedeeld in vier klassen, afhankelijk van de hoeveelheid plantbeschikbare fosfaat in de bodem uitgedrukt in mg P per 100 gr luchtdroge grond. Voor de indeling in klassen maakt men een onderscheid tussen akkers en grasland. Voor elk van de verschillende klassen worden de volgende criteria onderscheiden:
Klasse | Plantbeschikbare fosfaat in akker (mg P per 100 g luchtdroge grond) |
Plantbeschikbare fosfaat in grasland (mg P per 100 g luchtdroge grond) |
I | kleiner dan of gelijk aan 12 | kleiner dan of gelijk aan 19 |
II | groter dan 12 en kleiner dan of gelijk aan 18 | groter dan 19 en kleiner dan of gelijk aan 25 |
III | groter dan 18 en kleiner dan of gelijk aan 40 | groter dan 25 en kleiner dan of gelijk aan 50 |
IV | groter dan 40 | groter dan 50 |
De hoeveelheid plantbeschikbare fosfaat in de bodem wordt bepaald via een bodemanalyse, uitgevoerd door een erkend laboratorium als vermeld in artikel 61, § 7, in opdracht van de Mestbank of van de betrokken landbouwer. De bodemanalyse moet de X-Y-coördinaten vermelden van het perceel dat geanalyseerd is.
De bodemanalyse wordt aan de Mestbank overgemaakt via een door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket. De bodemanalyse is op het moment dat ze overgemaakt wordt aan de Mestbank maximaal vijf jaar oud. Voor bodemanalyses uitgevoerd in het kalenderjaar 2017 of later, wordt enkel rekening gehouden met de analyseresultaten van de monsternemingen die voorafgaand zijn aangemeld bij de Mestbank, via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket. Het erkend laboratorium bezorgt van elke aangemelde monsterneming de analyseresultaten aan de Mestbank.
De kosten van de bodemanalyse zijn ten laste van de overheid, als voldaan is aan al de volgende voorwaarden:
1° | de bodemanalyse is uitgevoerd in het kalenderjaar 2015 of later; |
2° | op basis van de bodemanalyse wordt het perceel in klasse I of II als vermeld in het eerste lid, ingedeeld; |
3° |
het perceel wordt, in het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarin de bodemanalyse is uitgevoerd, op basis van de betreffende bodemanalyse, ingedeeld in een klasse die lager is dan de klasse waarin het, zonder deze bodemanalyse, ingedeeld zou zijn. |
De Vlaamse Regering stelt nadere regels en kan onder meer de kosten van de bodemanalyse forfaitair bepalen.
Op basis van de hoeveelheid plantbeschikbare fosfaat in de bodem, die op basis van de bodemanalyse is bepaald, en op basis van de hoofdteelt die in het jaar waarin de bodemanalyse is uitgevoerd, op het perceel werd geteeld, wordt het perceel in één van de vier klassen als vermeld in het eerste lid, ingedeeld. Als voor eenzelfde perceel er meerdere bodemanalyses ter bepaling van de hoeveelheid plantbeschikbare fosfaat zijn uitgevoerd, gebeurt de indeling in één van de vier klassen op basis van de meest recente analyse.
De indeling in één van de vier klassen gaat in:
1° | als de bodemanalyse bezorgd is aan de Mestbank uiterlijk op 31 augustus van een bepaald jaar, vanaf het jaar dat volgt op het jaar waarin de bodemanalyse aan de Mestbank werd bezorgd; |
2° | als de bodemanalyse bezorgd is aan de Mestbank na 31 augustus van een bepaald jaar, vanaf het tweede jaar dat volgt op het jaar waarin de bodemanalyse aan de Mestbank werd bezorgd. |
De indeling in één van de vier klassen volgt op het jaar waarin de bodemanalyse door de Mestbank werd gevalideerd.
In afwijking van het achtste lid, wordt, als een perceel op basis van de bodemanalyse was ingedeeld in klasse I als vermeld in het eerste lid, dat perceel:
1° | in het zesde tot en met het tiende kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de bodemanalyse, op basis waarvan de indeling in klasse I is gebeurd, uitgevoerd werd, ingedeeld in klasse II als vermeld in het eerste lid; |
2° | in het elfde tot en met het vijftiende kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de bodemanalyse, op basis waarvan de indeling in klasse I is gebeurd, uitgevoerd werd, ingedeeld in klasse III als vermeld in het eerste lid. |
In afwijking van het achtste lid, wordt, als een perceel op basis van de bodemanalyse was ingedeeld in klasse II als vermeld in het eerste lid, dat perceel in het zesde tot en met het tiende kalenderjaar, volgend op het kalenderjaar waarin de bodemanalyse, op basis waarvan de indeling in klasse II is gebeurd, uitgevoerd werd, ingedeeld in klasse III als vermeld in het eerste lid.
Landbouwgronden die niet ingedeeld zijn in een klasse, op basis van een bodemanalyse, worden in de jaren 2015 en 2016 als klasse III beschouwd en vanaf het jaar 2017 als klasse IV beschouwd.
De fosfaatbemestingsnormen, uitgedrukt in kg P2O5 per hectare en per jaar voor teelten en teeltcombinaties worden vermeld in de onderstaande tabel:
Tabel 4. Fosfaatbemestingsnormen
Teeltgroep |
Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar voor klasse I gronden |
Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar voor klasse II gronden |
Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar voor klasse III gronden |
Toegestane hoeveelheid, uitgedrukt in kg P2O5 per ha en per jaar voor klasse IV gronden |
Grasland dat enkel gemaaid wordt, met inbegrip van graszodenteelt | 115 | 95 | 90 | 70 |
Grasland dat niet enkel gemaaid wordt | 115 | 95 | 90 | 70 |
Wintertarwe of triticale | 95 | 75 | 70 | 55 |
Wintergerst of andere granen | 95 | 75 | 70 | 55 |
Suikerbieten | 85 | 65 | 55 | 45 |
Voederbieten | 85 | 65 | 55 | 45 |
Aardappelen | 95 | 75 | 70 | 55 |
Maïs voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge | 115 | 95 | 90 | 70 |
Maïs niet voorafgegaan door een snede gras of door een snede snijrogge | 100 | 80 | 70 | 55 |
Groente van groep I | 85 | 65 | 55 | 45 |
Groente van groep II | 85 | 65 | 55 | 45 |
Groente van groep III | 85 | 65 | 55 | 45 |
Sierteelt en boomkweek | 85 | 65 | 55 | 45 |
Aardbeien | 85 | 65 | 55 | 45 |
Spruitkool | 85 | 65 | 55 | 45 |
Teelten met lage stikstofbehoefte | 85 | 65 | 55 | 45 |
Leguminosen met uitzondering van erwten en bonen | 85 | 65 | 55 | 45 |
Overige teelten met inbegrip van voederkool en bladrammenas | 85 | 65 | 55 | 45 |
§ 4
De Vlaamse Regering kan, in afwijking van dit artikel, en ter uitvoering van een besluit van de Europese Commissie tot verlening van een door de lidstaat België op grond van de Nitraatrichtlijn gevraagde derogatie, de stikstofbemestingsnormen voor dierlijke mest wijzigen onder de voorwaarden bepaald in de beschikking van de Commissie. Deze voorwaarden kunnen afwijken van de bepalingen van dit decreet.
§ 5
Als de landbouwer gecertificeerde gft- of groencompost op een perceel gebruikt, wordt, in afwijking van de bepalingen van dit decreet, slechts 50 % van de hoeveelheid P2O5, afkomstig van de gecertificeerde gft- of groencompost, als opgebracht beschouwd.
Op landbouwgronden die behoren tot een bedrijf dat de biologische productie toepast of tot een circulair stalmestbedrijf of die, overeenkomstig paragraaf 3, als klasse I of klasse II zijn ingedeeld, wordt in afwijking van de bepalingen van dit decreet, slechts 50 % van de hoeveelheid P2O5, afkomstig van stalmest of boerderijcompost, als opgebracht beschouwd.
Een circulair stalmestbedrijf als vermeld in het tweede lid is hetzij een bedrijf waarvan de dierlijke mestproductie, uitgedrukt in kg P2O5, voor minimaal 90% uit stalmest bestaat en waar minimaal 90% van de geproduceerde stalmest, uitgedrukt in kg P2O5, op de tot het bedrijf behorende landbouwgronden opgebracht wordt, hetzij een samenwerking van twee bedrijven waarvan de gezamenlijke dierlijke mestproductie, uitgedrukt in kg P2O5, voor minimaal 90% uitstalmest bestaat en waar minimaal 90% van de geproduceerde stalmest, uitgedrukt in kg P2O5, op de tot beide bedrijven behorende landbouwgronden opgebracht wordt.
Een samenwerking als vermeld in het derde lid wordt uiterlijk op 15 februari van het jaar X door een van de betrokken landbouwers aan de Mestbank gemeld via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket. Uiterlijk op 15 februari van het jaar X moet de gemelde samenwerking door de andere betrokken landbouwer bevestigd zijn via het internetloket. Elk van de betrokken landbouwers kan tot uiterlijk 15 februari van het jaar X de melding intrekken via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket.
De Vlaamse Regering kan nadere regels bepalen en kan aan het gebruik van boerderijcompost die het resultaat is van een samenwerking tussen verschillende bedrijven, extra voorwaarden verbinden.
§ 6
[...]
§ 7
Voor percelen waarop in volle grond sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II, of aardbeien worden geteeld, geldt de toegelaten stikstofbemestingsnorm, vermeld in paragraaf 2, enkel als de landbouwer tot wiens bedrijf er percelen landbouwgrond behoren waarop sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II, of aardbeien worden geteeld, een voldoende aantal stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies laat uitvoeren.
Als de landbouwer tot wiens bedrijf er percelen landbouwgrond behoren waarop sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II, of aardbeien worden geteeld, in een bepaald jaar, niet de nodige stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies laat uitvoeren, wordt voor de betreffende landbouwer het volgende jaar, de toegelaten stikstofbemestingsnorm, vermeld in paragraaf 2, met 20 % verminderd, voor percelen waarop in dat volgende jaar sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II, of aardbeien worden geteeld. In afwijking hiervan wordt, voor percelen waarop in dat volgende jaar een teeltcombinatie geteeld wordt waarbij minstens één van de teelten van deze teeltcombinatie sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II, of aardbeien betreft en waarbij de toegelaten stikstofbemestingsnorm die op basis van deze teeltcombinatie mag opgebracht worden, hoger is dan de stikstofbemestingsnorm van de betrokken hoofdteelt, de toegelaten stikstofbemestingsnorm, vermeld in paragraaf 2, verminderd tot de hoeveelheid die op basis van tabel 2, vermeld in paragraaf 2, tweede lid, op dat perceel mag opgebracht worden op basis van de hoofdteelt die op dat perceel geteeld wordt.
Om als een stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies, als vermeld in het eerste en het tweede lid, aangemerkt te worden, moet de analyse betrekking hebben op een tot het bedrijf behorend perceel landbouwgrond waarop in het jaar van de analyse sierteelt of boomkweek, groenten van groep I of groenten van groep II of aardbeien, geteeld wordt.
De toepassing van de verminderingen, als vermeld in het tweede lid, gebeurt van rechtswege. De Mestbank vermeldt op het door de Mestbank ter beschikking gesteld internetloket of de vermindering, als vermeld in het tweede lid, van toepassing is. De landbouwer kan hiertegen bezwaar indienen uiterlijk op 15 maart van het betrokken jaar. In afwijking hiervan wordt, als de toepassing van de vermindering voor een bepaald bedrijf pas na 15 februari van een bepaald jaar op het internetloket vermeld wordt, voor de betrokken landbouwer de termijn om bezwaar in te dienen verlengd tot de dertigste dag nadat de toepassing van de vermindering voor zijn bedrijf op het internetloket vermeld werd. Het bezwaar moet per beveiligde zending gericht worden aan het afdelingshoofd van de Mestbank. Het afdelingshoofd van de Mestbank neemt een beslissing binnen 90 dagen vanaf de verzending van de beveiligde zending De beslissing wordt aan de indiener van het bezwaar ter kennis gebracht via het door de Mestbank ter beschikking gestelde internetloket. De indiening van een bezwaar schorst de aangevochten beslissing niet.
De Vlaamse Regering bepaalt hoeveel staalnames met bijhorend bemestingsadvies een voldoende aantal zijn als vermeld in het eerste lid, en kan, in afwijking van deze paragraaf, een regeling uitwerken waarbij landbouwers kunnen kiezen om zich te laten begeleiden in plaats van een voldoende aantal stikstofanalyses met bijhorend bemestingsadvies te laten uitvoeren. De Vlaamse Regering kan bepalen dat deze paragraaf niet van toepassing is voor bepaalde, door de Vlaamse Regering aan te duiden, specifieke teeltmethodes.
Deze paragraaf vindt geen toepassing voor percelen gelegen in gebiedstype 0.
§ 8
Voor de toepassing van dit artikel wordt, voor het bepalen van de stikstofbemestingsnorm van een perceel:
1° | een teeltcombinatie van een hoofdteelt die niet behoort tot de teeltgroep groente van groep I, groente van groep II of groente van groep III, met een nateelt of voorteelt die behoort tot de teeltgroep groente van groep I, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van twee teelten behorende tot de teeltgroep groente van groep I; |
2° | een teeltcombinatie van een hoofdteelt die niet behoort tot de teeltgroep groente van groep I, groente van groep II of groente van groep III, met een nateelt of voorteelt die behoort tot de teeltgroep sierteelt of boomkweek, groente van groep II of aardbeien, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een teelt behorende tot de teeltgroep groente van groep I en een teelt behorende tot de teeltgroep groente van groep II; |
3° | een teeltcombinatie van een hoofdteelt die niet behoort tot de teeltgroep groente van groep I, groente van groep II of groente van groep III, met een nateelt of voorteelt die behoort tot de teeltgroep groente van groep III, gelijkgesteld met een teeltcombinatie van een teelt behorende tot de teeltgroep groente van groep I en een teelt behorende tot de teeltgroep groente van groep III. |
De gelijkstelling, vermeld in het eerste lid, geldt niet voor percelen landbouwgrond waar de bemesting beperkt wordt, in toepassing van paragraaf 7, tweede lid.
Als op een perceel, een hoofdteelt die behoort tot de teeltgroep “wintertarwe of triticale” of “wintergerst of andere granen” gevolgd wordt door een teelt behorende tot de teeltgroep sierteelt of boomkweek, groente van groep I, groente van groep II, groente van groep III of aardbeien, geldt de regeling vermeld in deze paragraaf en zijn de stikstofbemestingsnormen voor de hoofdteeltcombinaties “wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt” en voor “wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt” niet van toepassing. In afwijking hiervan geldt voor een dergelijk perceel dat de stikstofbemestingsnormen voor de hoofdteeltcombinaties “wintertarwe gevolgd door een nateelt of triticale gevolgd door een nateelt” en voor “wintergerst gevolgd door een nateelt of andere granen gevolgd door een nateelt” van toepassing zijn in het jaar waarin er voor de landbouwer tot wiens bedrijf het betreffende perceel behoort, een bemestingsbeperking als vermeld in paragraaf 7, tweede lid, van toepassing is.
§ 9
Het is verboden om in een bepaald jaar meststoffen op te brengen op percelen landbouwgrond die gedurende dat volledige jaar braak liggen.
Op een individueel perceel landbouwgrond, mag een hoeveelheid stikstof, uitgedrukt in kg werkzame stikstof per hectare en in kg stikstof uit dierlijke mest per hectare, opgebracht worden, die maximaal gelijk is aan het dubbele van de hoeveelheid stikstof, uitgedrukt in kg werkzame stikstof per hectare en in kg stikstof uit dierlijke mest per hectare, die op dat perceel mag opgebracht worden, overeenkomstig de bepalingen van dit decreet. In afwijking hiervan wordt, op percelen landbouwgrond waar de hoeveelheid nutriënten die opgebracht mag worden, beperkt wordt door de toepassing van de artikelen 16, 41bis of 41ter of door een beheerovereenkomst, de hoeveelheid nutriënten die opgebracht mag worden, beperkt tot de hoeveelheid die overeenkomstig de artikelen 16, 41bis of 41ter of overeenkomstig de op dat perceel van toepassing zijnde beheerovereenkomst, op dat perceel mag opgebracht worden.
§ 10.
De Vlaamse Regering kan de nadere regels bepalen voor de toepassing van dit artikel.
De Vlaamse Regering kan de teelt of teelten bepalen die onder een bepaalde teeltgroep of teeltcombinatie vallen. De Vlaamse Regering kan hierbij een onderscheid maken op basis van de teeltmethode of de bijkomende bestemmingen. De op een perceel toegelaten hoeveelheid meststoffen wordt bepaald op basis van de teeltgroep waartoe de hoofdteelt, die op dat perceel wordt verbouwd, behoort.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat voor de teelt op groeimedium die gebeurt op niet permanent overkapte landbouwgronden, onder bepaalde voorwaarden, afgeweken kan worden van de bemestingsnormen voor kunstmest, vermeld in dit artikel.
De Vlaamse Regering kan, in afwijking van paragraaf 3, derde lid, een andere werkwijze opleggen voor de bepaling van het perceel dat geanalyseerd wordt.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat op landbouwgronden die permanent overkapt zijn, er, in afwijking van dit artikel, kunstmest opgebracht mag worden tot de hoeveelheden opgenomen in de bemestingsadviezen, opgemaakt voor de percelen landbouwgrond in kwestie.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat op landbouwgronden met een beperkte oppervlakte, er onder bepaalde voorwaarden mag afgeweken worden van de bepalingen van paragraaf 3.
De Vlaamse Regering kan bepalen dat onder welbepaalde voorwaarden voor wetenschappelijke proefnemingen de toelating gegeven kan worden om af te wijken van de bemestingsnormen, vermeld in dit decreet.
[...]