De bepalingen van hoofdstuk V en hoofdstuk VI zijn van overeenkomstige toepassing op de bodemsanering van waterbodems, met uitzondering van [...] de bepalingen vastgesteld krachtens artikelen 48, 51 58, § 2, en 66, voor zover de saneringswerken plaatsvinden binnen een strook vanaf de bovenste rand van het talud van het oppervlaktewaterlichaam tot vijf meter landinwaarts.