De gebruiker van een centraal stooktoestel moet:
- 1°
- uitsluitend de brandstof gebruiken waarvoor dit toestel gebouwd en afgesteld is;
- 2°
- het nodige doen om dit toestel steeds in goede en veilige staat van werking te houden;
- 3°
- de gebruikersinstructies van de fabrikant van het centrale stooktoestel respecteren;
- 4°
- Het centraal stooktoestel periodiek een onderhoudsbeurt laten geven in overeenstemming met de bepalingen in onderstaande tabel:Centraal stooktoestel gevoed metNominaal vermogen VOnderhoudsfrequentieOnderhoud moet worden uitgevoerd doorVaste brandstofAlleJaarlijks[geschoolde] vakmanVloeibare brandstof>= 20 kWJaarlijkserkende technicus vloeibare brandstof[Gasvormige brandstof>= 20 kWTweejaarlijkserkende technicus gasvormige brandstof gasketels met niet premix- of premixbrander: niveau GI of GII, gasketels met ventilatorbrander: niveau GII]De tijd tussen twee opeenvolgende onderhoudsbeurten mag niet langer zijn dan de weergegeven onderhoudsfrequentie, vermeerderd met 3 maanden. [Die vermeerdering verstoort de onderhoudsfrequentie, vermeld in het eerste lid niet.]Het reinigen en het controleren van [het rookgasafvoerkanaal] mag steeds door een schoorsteenveger uitgevoerd worden. [Als bij de onderhoudsbeurt, vermeld in artikel 13, [het rookgasafvoerkanaal] gereinigd en gecontroleerd moet worden, zal dat voorafgaand aan de reinigingsbeurt van het centrale stooktoestel gebeuren. Als de technicus de reiniging en controle van [het rookgasafvoerkanaal] niet zelf uitvoert, zal het reinigingsattest daarvan aan de erkende technicus worden voorgelegd.]
- 5°
- zodanig stoken dat de hinder en de uitstoot aan verontreinigende stoffen zo klein mogelijk is.