Elektrische en elektronische apparatuur wordt ingedeeld in de volgende tien categorieën:
1° | categorie 1: de grote huishoudelijke apparaten; |
2° | categorie 2: de kleine huishoudelijke apparaten; |
3° | categorie 3: de IT- en telecommunicatieapparatuur; |
4° | categorie 4: de consumentenapparatuur en fotovoltaïsche zonnepanelen; |
5° | categorie 5: de verlichtingsapparatuur; |
6° | categorie 6: het elektrisch en elektronisch gereedschap, met uitzondering van grote, niet-verplaatsbare industriële installaties; |
7° | categorie 7: het speelgoed en de ontspannings- en sportapparatuur; |
8° | categorie 8: de medische hulpmiddelen, met uitzondering van alle geïmplanteerde en geïnfecteerde producten; |
9° | categorie 9: de meet- en controle-instrumenten; |
10° | categorie 10: de automaten. |
Vanaf 15 augustus 2018 wordt elektrische en elektronische apparatuur ingedeeld in de volgende zes categorieën:
1° | categorie 1: de warmte of koude -uitwisselende apparatuur; |
2° | categorie 2: de schermen-, monitors en apparatuur met schermen die een oppervlakte hebben van meer dan 100 cm2; |
3° | categorie 3: de lampen, inclusief led lampen; |
4° | categorie 4: de grote apparatuur met een buitenafmeting van meer dan 50 cm; |
5° | categorie 5: de kleine apparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm; |
6° | categorie 6: de kleine IT- en telecommunicatieapparatuur met een buitenafmeting van ten hoogste 50 cm. |
De minister kan een lijst vaststellen van de apparatuur die onder de categorieën, vermeld in het eerste en tweede lid, vallen.