§ 1
Elk toegangspunt dat bij een aansluiting op het elektriciteitsdistributienet behoort, vormt het voorwerp van een telling om de afname of de injectie van de actieve en / of reactieve energie op dat toegangspunt te bepalen ten opzichte van het elektriciteitsdistributienet. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een meetinrichting.
§ 2
Onder de voorwaarden en volgens de procedure vermeld in Afdeling V.1.3, kan met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een forfaitaire vaststelling van de energiehoeveelheden worden afgesproken, zonder gebruik te maken van een meetinrichting.