Artikel 25 van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, ingevoegd bij het decreet van 13 februari 2004, wordt vervangen door wat volgt:
“Art. 25. Als een vergunningsaanvraag niet uitgaat van een administratieve overheid en de ankerplaatsen niet zijn opgenomen in de ruimtelijke uitvoeringsplannen of de plannen van aanleg, vormen de ankerplaatsen geen beoordelingsgrond voor:
1° de omgevingsvergunning, vermeld in artikel 6, eerste lid, van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning;
2° het planologisch of stedenbouwkundig attest, vermeld in de artikelen 4.4.24 en 5.3.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;
3° de natuurvergunning, vermeld in de artikelen 9, § 2, tweede lid, 1°, en 13, § 3 tot § 5, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.”.