§ 1.
Als bestaande houders voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen van groep 1 en 2 worden beschouwd:
1° |
houders waarvan de exploitatie is vergund op 1 januari 1993 of waarvoor de aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning op voornoemde datum in behandeling was bij de bevoegde overheid; |
2° |
houders die op 1 september 1991 reeds in gebruik waren genomen en niet in toepassing van titel I van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming als gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke inrichting waren ingedeeld; |
3° |
houders waarvoor vóór 1 juli 1993 de melding werd gedaan overeenkomstig titel I van het VLAREM. |
Die houders blijven bestaande houders, ook bij hernieuwing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.
In afwijking van het eerste lid, worden ook als bestaande houders voor de opslag van gasolie of stookolie beschouwd, de houders die onder de toepassing vallen van rubriek 17.3.2.1.1, 1°, a), van de indelingslijst en die vóór 1 augustus 1995 een eerste maal zijn gevuld.
§ 2.
Als bestaande houders voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen van groep 3 worden beschouwd de houders waarvan de exploitatie is vergund op datum van inwerkingtreding van dit besluit of waarvoor de aanvraag tot hernieuwing van de milieuvergunning op voornoemde datum in behandeling was bij de bevoegde overheid. Die houders blijven bestaande houders, ook bij hernieuwing van de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit.
§ 3.
De afstands- en verbodsregels alsmede de bepalingen van deze afdeling betreffende de constructie- en de installatiewijze van de houders, de bijhorende leidingen en het vulpunt, gelden niet voor bestaande houders.
§ 4.
Het algemeen onderzoek, vermeld in artikel 5.17.4.3.16, §2, wordt, voorzover technisch mogelijk, een eerste maal uitgevoerd uiterlijk op de data, vermeld in onderstaande tabel, afhankelijk van de ligging, de aard, de opgeslagen vloeistof en de klasse:
product
|
klasse
|
ligging t.o.v. waterwingebieden of beschermingszones
|
|
|
binnen
|
buiten
|
Gevaarlijke vloeistoffen van groep 1 en 2
|
1, 2, 3
|
1 augustus 1998
|
1 augustus 2000
|
Gevaarlijke vloeistoffen van groep 3
|
1, 2, 3
|
1 januari 2003
|
1 januari 2005
|
Vanaf de datum van het eerste algemene onderzoek worden de periodieke onderzoeken uitgevoerd volgens artikel 5.17.4.3.16 en 5.17.4.3.17.
In afwijking van het eerste lid, wordt voor bestaande houders voor de opslag van gasolie of stookolie die onder de toepassing vallen van rubriek 17.3.2.1.1, 1°, a), van de indelingslijst, het algemeen onderzoek een eerste maal uitgevoerd vóór 1 augustus 2003.
§ 5.
Met behoud van de toepassing van de bijzondere milieuvoorwaarden die zijn opgelegd in de omgevingsvergunning voor de exploitatie van de ingedeelde inrichting of activiteit, voldoen de bestaande houders uiterlijk op de data vermeld in onderstaande tabel aan dit hoofdstuk, met uitzondering van de voorschriften inzake:
1° de constructie en de plaatsing van de houders en van de leidingen mits evenwel voldaan is aan paragraaf 4;
2° de bouw en de vloeistofdichtheid van de inkuiping van tankenparken.
product
|
klasse
|
ligging t.o.v. waterwingebieden of beschermingszones
|
|
|
binnen
|
buiten
|
Gevaarlijke vloeistoffen van groep 1 en 2
|
1, 2, 3
|
1 augustus 1999
|
1 augustus 2001
|
Gevaarlijke vloeistoffen van groep 3
|
1, 2, 3
|
1 januari 2004
|
1 januari 2006
|
§ 6.
Bij vervanging van de houders, vermeld in paragraaf 1 en 2, voldoet de nieuwe houder aan alle voorschriften van dit hoofdstuk, behalve voor wat betreft de scheidingsafstanden.
§ 7.
In afwijking van paragraaf 5 voldoen bestaande houders, die geen deel uitmaken van een tankenpark, uiterlijk op 1 januari 2003 aan artikel 5.17.1.3.6, 5.17.1.3.7 en 5.17.1.3.8, zoals van toepassing vóór 1 juni 2015.
§ 8.
In bestaande tankenparken voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen van groep 1 en 2 die gelegen zijn binnen een waterwingebied of een beschermingszone zijn sinds 1 augustus 1997, waarnemingsbuizen geplaatst conform artikel 5.17.4.3.12.
In bestaande tankenparken voor de opslag van gevaarlijke vloeistoffen van groep 3 die gelegen zijn binnen een waterwingebied of een beschermingszone zijn waarnemingsbuizen geplaatst conform artikel 5.17.4.3.12.
Deze verplichtingen gelden eveneens binnen een termijn van 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van het afbakeningsbesluit van een waterwingebied of een beschermingszone.
§ 9.
In bestaande tankenparken die niet beschikken over een vloeistofdichte inkuiping en die gelegen zijn buiten een waterwingebied of een beschermingszone zijn waarnemingsbuizen geplaatst conform artikel 5.17.4.3.12.